zondag 13 april 2014

Argumenteren

Argumenteren

Mensen verschillen met elkaar nogal eens van mening. Op je werk in vergaderingen of tijdens je opleiding in projectgroepen, zul je het regelmatig oneens zijn met anderen. Als je een meningsverschil hebt, moet je de ander overtuigen van jouw standpunt door te argumenteren. Je maakt dan gebruik van goede argumenten en een heldere redenering. Argumenteren doe je mondeling in een discussie of schriftelijk in een betoog.

Wat is argumenteren?

Wanneer je argumenteert, gebruik je argumenten om een ander te overtuigen van jouw standpunt. Je geeft de ander redenen om zijn mening te herzien.Goede argumenten voldoen aan twee eisen:


  • Een goed argument is juist. Dat wil zeggen: het is waar wat je zegt.
  • Een goed argument is daarnaast geldig: het gaat over het onderwerp van het meningsverschil en niet over iets anders.

Een voorbeeld

Het standpunt van de marketing manager: “We moeten ook via internet onze producten gaan verkopen.”
Hij gebruikt daarvoor de volgende argumenten:


  1. De meeste mensen in onze doelgroep, mensen tussen twintig en veertig jaar, hebben een PC met een internetaansluiting
  2. Er wordt steeds meer gekocht via internet.
  3. Ik spreek geregeld met klanten die het jammer vinden dat ze bij ons niet via internet kunnen bestellen.
  4. Ook onze concurrenten bieden hun producten via internet aan.
  5. Iedereen koopt toch tegenwoordig via internet?
  6. Je moet wel heel ouderwets zijn als je het hier niet mee eens bent.

Zijn deze argumenten geldig en juist?

  • In dit geval zijn de eerste vier argumenten geldig en juist: die argumenten kloppen en onderbouwen inderdaad het standpunt van de marketing manager. Zo hebben de meeste mensen in de leeftijdsgroep van twintig tot veertig inderdaad een PC met een internetverbinding, en wordt online-winkelen steeds populairder. 
  • Het vijfde argument is niet juist: je kunt het argument dat iedereen via internet koopt gemakkelijk weerleggen. Daar zijn cijfers over beschikbaar (bijvoorbeeld 40 procent van de consumenten koopt wel eens wat via internet). Zelf ken je waarschijnlijk ook wel mensen die om de een of andere reden niet via internet willen kopen. Dan kun je een tegenargument geven. Bijvoorbeeld: "Uit onderzoek bleek dat veertig procent van de mensen wel eens via internet koopt. Dat betekent dat zestig procent dat vooralsnog niet doet". 
  • Het zesde argument is geen geldig argument. Het gaat niet over het standpunt, maar over degene die het er niet mee eens is. Dit argument is te weerleggen met een kritische vraag: "Wat heeft dat met deze discussie te maken?"

Feiten en meningen

Argumenten kunnen bestaan uit feiten of meningen.

Beschrijvend argument: een argument waar geen discussie over kan ontstaan, het is een feit. Bijvoorbeeld in een discussie over de beste doelgroep voor een nieuw product, is het standpunt: laten we een product voor ouderen op de markt zetten. Het argument: "Want er komen relatief steeds meer 50-plussers in Belgiƫ". Dat wil overigens niet zeggen dat de discussie over het standpunt van de baan is, alleen het argument staat niet ter discussie.

Waardeoordeel: een argument dat te maken heeft met de voorkeuren van degene die het brengt. Bijvoorbeeld een argument dat met smaak te maken heeft. "Blauwe vloerbedekking is toch een stuk mooier dan dat saaie grijs", zegt de directeur tegen de facility manager bij een discussie over de inrichting van het nieuwe pand. Hoewel het als een argument gebruikt wordt in de discussie over de vloerbedekking, kan hierover getwist worden. "Nee hoor", zegt de facility manager, "grijs is chiquer." Wie heeft er dan gelijk? Dat deze argumenten niet feitelijk zijn, betekent overigens niet dat je ze niet kunt gebruiken. Je kunt ze beter als een persoonlijk oordeel geven. "Ik vind blauwe vloerbedekking eerlijk gezegd een stuk mooier dan grijs".

Volgende post: drogredenen

Zie volgende post. 

Bron:
http://www.carrieretijger.nl/functioneren/professionele-vaardigheden/rationeel-denken/argumenteren

Geen opmerkingen:

Een reactie posten